Stuitligging

Stuitligging

Aan het einde van de zwangerschap liggen de meeste baby’s met het hoofdje naar beneden. Dit heet een ‘hoofdligging’. Als je baby met zijn billen naar beneden ligt noemen we dat een stuitligging. Een stuitligging geeft meer kans op complicaties tijdens en na de bevalling.

Babys bewegen regelmatig in het vruchtwater en veranderen vaak van ligging. Rond de 36 weken liggen de meeste baby’s in hoofdligging en nog 3-4% in stuitligging. Rond 30 weken ligt nog ongeveer 25% van de kinderen in stuitligging.

Als de baby in stuitligging ligt, dan zijn er 2 mogelijkheden:

  • Afwachten: Mogelijk draait de baby nog spontaan naar hoofdligging. Die kans is wel klein als je 36 weken zwanger bent en wordt daarna steeds kleiner. De hoeveelheid vruchtwater neemt dan af en de baby krijgt minder ruimte.  Blijft de baby in stuitligging, dan controleert de gynaecoloog het verdere verloop van je zwangerschap en vindt de bevalling plaats in het ziekenhuis. De gynaecoloog onderzoekt of een natuurlijke stuitbevalling veilig is. Als dat niet zo is geeft de  gynaecoloog om medische redenen een advies voor een keizersnede.
  • Uitwendige versie: Dit is het draaien van je kind met de handen aan de buitenkant van de buik van stuitligging naar hoofdligging. Als dat lukt kun je normaal bevallen en kiezen waar en hoe je wilt bevallen.